Het drama van Putbroek 1931

 
 

 

  In 1931 werd Nederland opgeschrikt door een brute viervoudige moord in het gehucht Putbroek. Vier stropers werden door de plaatselijke jachtopziener doodgeschoten. Na een geruchtmakend proces werd deze opgesloten.    
 
  Putbroek en Diergaarde  
 
  Putbroek is een gehucht dat tegen de Duitse grens is geplakt. Het gehucht ligt aan een zandweg Mariahoop naar Posterholt, tamelijk geïsoleerd. In de jaren dertig lagen er een achttal boerderijtjes, waarvan één ook nog een café was. De bevolking van het gehucht telde nog geen honderd inwoners. Het levensonderhoud van de gezinnen bestond bijna geheel uit de opbrengst van de akkers en de buit van stropen. Omdat het landbouwbedrijf weinig opbracht én de gezinnen groot waren, was stroperij vaak noodzakelijk als aanvulling om genoeg eten op tafel te krijgen.  
 
  Putbroek en Diergaarde kregen in 1925 een andere naam :  Mariahoop.       
 
 

 
 
   De jachtopziener

Hendrik Van der Elzen was in 1916 als jachtopziener te Putbroek aangesteld door jonkheer van Aefferen, de eigenaar van de Annendaalse bossen. Deze vond het ongehoord dat boeren op zijn gebied stroopten.

Van der Elzen was een grote, sterke man én bovendien een goed schutter. Hij maakte fanatiek jacht op stropers.
 
 
  In vijftien jaar tijd wist hij ongeveer 1800 keer een stroper op heterdaad te betrappen. Behalve een boete kregen zij ook een stevig pak slaag van de jachtopziener. Deze werd daardoor gevreesd én gehaat door de inwoners van Putbroek.

Voor de inwoners van Putbroek was het stropen van levensbelang om rond te komen. En stopten ze dus niet met stropen. Van der Elzen was te koppig om toe te geven dat hij de stropers niet kon verslaan. Hij werd een verbeten vechter, die 't in zijn eentje tegen de rest van de bevolking moest opnemen.
 
 
  De drievoudige moord

De broers Willem en Mathias Kersten gingen met hun neef Frans Werens in de nacht van 27 november 1931 stropen in de Annendaalse bossen. Ze hadden vroeg op de avond gekaart bij de familie Kersten thuis. Kort na middernacht hoorden verschillende mensen schoten in het bos.

Toen de drie jongens de volgende dag  nog niet terug waren van hun nachtelijke strooptocht werden de families ongerust. Vader Kersten ging naar boswachter Hintzen om hun verdwijning te melden. Ook hij had de schoten gehoord en veronderstelde dat er wel iets gebeurd zou zijn. Nadat hij bij de douane nagevraagd had of daar misschien de schoten gelost waren, werd de rijksveldwachter in Posterholt en de marechaussee in Echt verwittigd.

Op 29 november stelden de marechaussee en inwoners van Mariahoop en Putbroek een zoektocht in. De commandant van de marechaussee stuurde ook iemand naar Van der Elzen om hem mee te laten zoeken; de jachtopziener kende het terrein als zijn broekzak. Van der Elzen verklaarde echter dat hij geen schoten had gehoord en dat hij dus geen zin had om mee te doen. Tijdens de zoektocht werden hier en daar eigendommen van de jongens gevonden, zoals een zaklamp en een stuk van een riem. Toen later bloedsporen werden gevonden, werd 'ergste gevreesd. Enkele meters verderop was een stuk omgewoelde aarde. Na graven op die plek werden de lijken van het drietal gevonden. De lichamen hadden meerdere schotwonden, zowel van een geweer als uit een pistool. Van één de slachtoffers was de linkerarm afgerukt. Na een huiszoeking bij de jachtopziener werden Van der Elzen en zijn zoon aangehouden.         
 
 

 

Het uitgeven gedachtenisprentje, toen Willem Roubroeks nog niet was gevonden.

 

 

 
  Het vierde slachtoffer

Willem Roubroeks, het vijfde kind in een gezin van twaalf personen, woonde vlak naast de Duitse grens.  Hij was als stroper al meerdere malen door Van der Elzen opgepakt en in elkaar geslagen, maar Willem bleef stropen, omdat anders zijn familie te weinig eten had. In Putbroek werd gefluisterd dat Van der Elzen wanhopig werd van Roubroeks, een populair figuur in Putbroek.

Op 24 augustus 1931 was Willem plotseling verdwenen. De verhalen die de omloop deden, liepen sterk uiteen. Algemeen werd aangenomen dat hij naar Duitsland was vertrokken, maar in Putbroek geloofde men dat de oorzaak van zijn verdwijning bij de jachtopziener lag. Van der Elzen werd immers na de verdwijning van Roubroeks steeds vaker dronken in het café gevonden, terwijl hij eerst nooit te veel dronk, zelfs het plaatselijke café verafschuwde en slechts een enkele keer naar Posterholt ging om te drinken. De plaatselijke politie kreeg dat verhaal ook te horen, maar kon niet ingaan op de roddels van buurtbewoners.
 
 
   
 
  Op 5 december 1931 groeven twee mannen uit Diergaarde (Mariahoop) het lijk van Willem Roubroeks op, niet ver van de plek waar de drie moorden hadden plaatsgevonden. Zijn hoofd was door een hagelschot verbrijzeld.  
 
 

  "Het moordkruis "

 
 
 

.

 
 
   Het proces

Tijdens de rechtzaak zaten de twee verdachten er onverschillig bij. Zij bleven ontkennen dat ze de vier jongens vermoord hadden.

Tijdens het proces werden verschillende getuigen gehoord: mensen die de schoten hadden gehoord, de familie van de jongens. Van belang was de opmerking van de verloofde van Roubroeks, dat Willem doodsbang was voor de jachtopziener, omdat deze hem met de dood bedreigd had. Van der Elzen ontkende dit echter. In de loop van het proces kwam vast te staan dat de jongens toch met voorbedachte rade vermoord waren. De jachtopziener had de kuilen van tevoren uitgezocht. De lijkschouwingen maakten duidelijk dat de schoten van nog geen meter afstand gelost waren. Dit duidde op een hinderlaag. Van der Elzen had zich goed voorbereid, zo was de conclusie. De bebloede kleren van de jachtopzieners waren nergens te vinden. Er lag nergens zand uit de kuil. Het zou overigens nog jaren duren voordat de zaak definitief werd opgelost door een bekentenis van Van der Elzen jr.

Van der Elzen sr. kreeg vijftien jaar cel, zijn zoon kreeg acht jaar. In hoger beroep zou dit nog zes jaar worden. De zoon van Van der Elzen had namelijk niemand doodgeschoten; hij had alleen verschillende schoten afgevuurd op Willem Kersten, die kon vluchten omdat de vader zijn geweer opnieuw moest laden. Die schoten troffen geen doel. Willem rende tegen een boom, waardoor Van der Elzen hem toch te pakken kreeg.                                                                            
 
 
 

 

Afbeelding boven ; © KB/Meertens Instituut.

 
 

 
 
 

  Grafmonument in Maria Hoop waar de jongens zijn begraven

 
 
  De afloop van het drama van Putbroek

Het drama kreeg door de regionale pers grote bekendheid. Willem Roubroeks' lijk werd zelfs gevonden nadat de krant een oproep had gedaan om de bossen nogmaals te doorzoeken op nog meer slachtoffers van de jachtopziener. Ten gevolge van die grote belangstelling werden er drie monumenten opgericht ; het moordkruis op de plaats van de drievoudige moord, het kruis op de plek waar Willem Roubroeks werd doodgeschoten én het graf van de vier slachtoffers te Mariahoop.

Mathijs Van de Elzen, de zoon, legde in 1934 een volledige bekentenis af. De dood van Willem Roubroeks blijft voor altijd een raadsel. Over de drievoudige moord is nu meer bekend. Mathijs zou met zijn vader meegaan op jacht naar stropers. Hij moest zich goed bewapenen. In het bos kwamen ze de drie jongens tegen, Van der Elzen sr. liep er op af en Willem Kersten begon de jachtopziener uit te schelden. Blijkbaar had de jachtopziener Frans Werens niet verwacht, want hij maakte de opmerking: "Moet gij ook al komen stropen?". Willem bleef doorrazen. Plotseling ging een schot af. Mathijs wist niet of dit opzettelijk was of niet. Willem werd gemist en vluchtte. Frans Werens werd door het tweede schot neergelegd. Mathias bleef staan om te smeken hem niet neer te schieten. Vader Van der Elzen stuurde zijn zoon achter Willem aan, terwijl hij Mathias neerschoot. De jachtopziener moest zijn geweer opnieuw laden. Mathijs rende achter Willem aan, terwijl hij zijn pistool op de wegvluchtende leegschoot. Na het vijfde schot rende Willem tegen een boom aan. Mathijs wilde hem neerschieten, maar merkte dat hij zich vergist had bij het
laden en één patroon had vergeten. Dus bracht hij Willem terug naar zijn vader, die hem tegen de grond smakte en doodschoot. Mathijs ging naar huis om een schop en zakken te halen en nam de wapens mee. Zijn vader wiste intussen de bloedsporen uit. Toen Mathijs terugkeerde, sleepten ze de lijken in de zakken naar de kuil. Vader kreeg pijn in de rug en Mathijs moest alleen verder slepen.  Bij de kuil werden de zakken opengesneden, zodat het zand uit de kuil niet zou opvallen. Toen de lijken niet in de kuil pasten, sprong Van der Elzen sr. erop, zodat er geen (opvallende) heuvel zou ontstaan. De met bloed besmeurde kleren van Mathijs werden verstopt in de sloot achter hun huis.

Mathijs had achteraf gezien zijn vader kunnen tegenhouden om de moorden te plegen. Na zijn vrijlating in 1937 is hij in een klooster gegaan, waar hij in 1942 stierf. Hendrik Van der Elzen ging na zijn vrijlating in 1946 weer in Posterholt wonen. In 1954 stierf hij. Nooit heeft hij toegegeven schuldig te zijn.
                                                     
 
 

fragment van het grafmonument.(foto)

 

 

 

.

 

 

  Bron tekst, uit het  boek ;   " Het drama van Putbroek " , door  Jac van Heel.  
 
                                                                                                                         
                                                                                             
 
© bidprentjesbank           disclaimer